Jaren
geleden belde ik Ramses Shaffy op, met de vraag of ik hem mocht
interviewen. Hij was heel vriendelijk tegen die onverlaat die hem
waarschijnlijk – realiseerde ik me later – uit zijn bed gebeld had. Maar
een interview… nee, God nee, daar stonden zijn hersens niet naar. Ik moest
het later nog maar eens proberen. En daar stond ik dan op dinsdag 27
januari 2004, om half vier ’s middags. Tegenover Ramses!
“Meneer Hoogmoed?”
Ik krijg een hand. Ramses kijkt me aan; niet onvriendelijk, maar
afwachtend. Hij drinkt rode bordeauxwijn uit een bruin plastic
koffiebekertje. De muziek die in het Atrium van het Dr. Sarphatihuis
weerklinkt, vindt hij maar niks: “Jordaancultuur…” Ook is hij niet blij
met het rookverbod dat sinds begin dit jaar van kracht is. Al snel
verhuizen we daarom naar een rookkamertje van het tehuis, waarin hij het
overigens best naar zijn zin blijkt te hebben. Vooral ook dankzij zuster
Edith, zijn steun en toeverlaat. Haar rode autootje is door het
Sarphati-personeel al omgedoopt tot ‘Shafmobiel’, Ramses zelf heeft het
onveranderlijk over ‘die rooie’. In het rookkamertje aangekomen laat
hij zijn blik langdurig op mij rusten. Die blik! Er is geen ontkomen aan!
Ramses boezemt ontzag in, met die indringende ogen van hem, zoals hij dat
ook met die nog altijd zo karakteristieke stem doet. Het is spannend,
intrigerend, maar er gaat ook iets heel warms van uit. Mijn favoriete
zanger en levenskunstenaar is goed gehumeurd en enorm aardig. Uitgebreid
neemt hij de tijd om mijn vele vragen te beantwoorden. Hij ziet er goed
uit. Van de geheugenproblemen die hem twee jaar geleden in het
verzorgingshuis deden belanden is nauwelijks iets te merken.
Fansite Een computer gebruikt hij nooit.
“Ik heb er een gehad, maar die heb ik weggegeven aan een vriend, want ik
dacht: iemand anders kan zoiets beter gebruiken dan ik. Het heeft niet
echt toegeslagen bij mij, ik heb er weinig verstand van. Van internet weet
ik niks. Als gegeven vind ik het enorm interessant, het feit dat het
bestaat. Maar zelf heb ik daar nog heel weinig ervaring mee.” Hij weet van
de Ramses-fansite en vindt het enig dat er zoveel mensen op reageren. De
webmaster speelde met het idee de openingspagina een wat ‘artistieker’
uiterlijk te geven, maar Ramses zelf vindt het goed zoals het is:
“Overzichtelijk!” Het
dat steeds terugkomt, blijkt
geen stopwoordje van hem te zijn, zoals ondergetekende om de een of andere
reden dacht. “Maar ik vind het leuk klinken!” Zeer
verguld is hij met de enthousiaste reactie van Blossom Dearie op mijn vraag of ze zich Ramses nog
herinnert. “Ramses had such a distinctive laugh! [lacht] Ja, dat is
een grote vriendin! Als ik in Londen de Ronnie Scottclub binnenkwam, een
jazz-club waar zij speelde en zong, lachte ik altijd. Zij kon mij niet
zien, want het was daar rokerig, maar opeens hoorde ik dan [zingt]: ‘Sammy
don’t walk so downhearted. Do you think you feel outsmarted.’ Sammy in het
Engels! Fantastisch!”
Jazz Vaak heeft Ramses met het trio
Louis van Dijk gewerkt. Zijn grootste talent ligt in het improviseren,
heeft hij meer dan eens gezegd. Heeft hij nooit overwogen om met zijn
muziek meer de jazz-kant uit te gaan? “Nee, het was toch al heel jazzy wat
ik deed. Daarom heb ik ook erg veel contact met jazzmensen.” En het
chanson? Op de Franse pagina van deze site noem ik hem een
Nederlandstalige chansonnier. Kan hij zich daarin vinden? “Ja dat ben ik
ook. Brel is heel erg belangrijk voor me geweest.” Hij vertelt over zijn
ontmoeting met Le Grand Jacques, en over de invloed die Frank Sinatra op
hem heeft gehad (hierover meer in het interview voor de daklozenbladen).
Schrijvers hebben hem ook geïnspireerd. Hij noemt de dichter Lodeizen. "En
de Russen: Tolstoj, Oorlog en Vrede enzo... en Dostojevsky." Omdat hij
zich ook een beetje Rus voelt? "O ja! Het is de melancholie die ik in ze
herken. Maar ook de kracht. Die hebben we ook hoor!" Wanneer ik de naam
van de ‘Russische Brel’ Vladimir Vysotsky laat vallen, komt Ramses met een
verrassende onthulling: “Dat is familie! Mijn tante Marie heette Vysotska
en die is familie van hem. De naam van een man eindigt daar met een y, die
van een vrouw met een a. Ik heb een paar platen van hem, maar tot mijn
spijt heb ik hem nooit ontmoet.” Als ik hem naar Nederlandse collega’s
die hem hebben beïnvloed vraag, noemt hij allereerst acteurs. “Ko van Dijk
heeft een grote invloed op me gehad, daar had ik een enorme band mee. En
een aantal actrices ook. Mary Dresselhuys bijvoorbeeld. Dat is nog steeds
een hele grote vriendin. Ze is pas geleden 97 geworden, komt nog
regelmatig langs. Heel bijzonder!” En wat de Nederlandse zangers betreft?
“Een van mijn voorbeelden is Herman van Veen. Daar hou ik erg veel van. En
Louis van Dijk is een grote vriend en een geweldige pianist.”
Politiek Heeft hij iets met Jules de Corte?
“Zeker, die heeft beeldschone dingen gemaakt! [zingt het begin van Ik
zou wel eens willen weten] Daar heb ik een heel prettig contact mee
gehad, het was een hele leuke man. Een van de beste!” Wat vindt hij ervan
als ik Shaffy de Nederlandse Brel noem en De Corte onze Brassens? “Ik
begrijp die vergelijking. Hij heeft dat moralistische, dat Brassens ook
heeft. Dat is niet iets waar ik mee groot ben geworden!” Toch is hij wel
geïnteresseerd in politiek. Ooit speelde hij met Liesbeth voor
vredesdemonstranten. “Politiek is interessant, maar ik heb daar nooit een
rol in gespeeld. Of ik straks ga stemmen zal ik wel zien. Het wordt me
bijna onmogelijk gemaakt. Het moet in de buurt van mijn huis op de
Heregracht, hier kan ik dat niet.” Van politici moet hij weinig hebben:
“Geen leuke mensen.” Maar voor burgemeester Cohen maakt hij een
uitzondering: “Ik ben een grote fan van hem! Toen ik een medaille van de
stad Amsterdam kreeg, heeft hij mij die overhandigd. Wat hij daarbij
gezegd heeft was zo ontzettend gedetailleerd dat ik dacht: jij hebt je
huiswerk wel fantastisch gedaan! Hij wist alles van me!" Ook premier Kok
bleek een Shaffy-fan. “Ja! [lacht] Daar heb ik nog wonderlijke dingen voor
gezongen. Dat was voor de televisie, toen vroeg hij of ik We zullen
doorgaan voor hem wou zingen. Dat heb ik met grote verve en liefde
gedaan.”
Eerbetoon Van links
tot rechts bleek de politiek Shaffy de laatste jaren gunstig gezind. Het
eerste kabinet Balkenende benoemde hem in oktober 2002 tot ridder in de
orde van de Nederlandse leeuw. Daarnaast werd hij de afgelopen anderhalf
jaar onder meer geëerd met een Radio 2 Gala, een Radio 2 Zendprijs, een
Filmmarathon in het Ketelhuis, een overzichtstentoonstelling in Rotterdam,
een naar hem vernoemde Amsterdamse watertaxi en de Blijvend Applaus Prijs.
Ramses waardeert het allemaal zeer. Vindt hij het ook leuk wanneer fans in
het Sarphatihuis langskomen? "Soms," klinkt het wat voorzichtig. Ik moet
even denken aan dat prachtige liedje van hem: "Soms, laat me nu maar soms
alleen zijn..." Hoezeer hij fans en eerbetoon vaak ook waardeert, Ramses
heeft soms ook behoefte aan privacy: "Ja, dat vind ik een geschenk van het
leven, dat je af en toe gegeven wordt: dat je alleen kunt zijn. Heel
belangrijk! Het gekke is dat ik het hier toch een jaar lang heb
volgehouden - langer zelfs - en het erg goed heb kunnen doen. Ik heb hier
alles gedaan wat je je maar kunt voorstellen! Daar heb ik zelf de ruimte
voor gevonden." Regelmatig wordt hij opgezocht door oude vrienden.
Liesbeth List natuurlijk, Louis van Dijk, Mary Dresselhuys, Willeke
Alberti, Ingrid Valerius... en iedere zondagmiddag is gereserveerd voor
Kitty Courbois en Joop Admiraal. "Grote vrienden! Ik ben daar erg blij
mee."
Joodse buurt Het Sarphatihuis ligt in een
bijzonder deel van Amsterdam. “Dit is de Joodse buurt, die sfeer waart
hier nog door de straten… Een hele compacte sfeer. Zij hebben hun stempel
gedrukt op Amsterdam. Hier vlakbij ligt de Hollandsche Schouwburg, waar ze
naartoe moesten destijds …” In de buurt van het Sarphatihuis liggen
verder de Hortus, een gebouw van de UvA en Artis, waarvan hij de dieren
helaas net niet kan horen ‘s nachts. “ Vroeger klommen we na sluitingstijd
wel eens over de hekken,” zegt hij, ontdeugend lachend. Vlakbij het
Sarphatihuis, aan de Plantage Muidergracht woonde decennialang de bekende
dichter, literatuurcriticus en ‘erotomaan’ Adriaan
Morriën. “Ik had een heel leuk contact met hem. Stoute plannen hadden
we! [lacht] Hij heeft zijn hele leven stoute plannen gehad! We hadden veel
contact.” Het is een buurt vol vermaarde (kunstenaars)kroegen, zoals
Eik & Linde en Arti. Komt hij daar nog wel eens? “In Eik & Linde
ben ik in het begin een paar keer geweest en dat was erg leuk. Maar dan
beginnen de vaste klanten je te kennen en moet je daarmee omgaan… Dat is
een beetje lastig. En ik moet mezelf heel goed voelen om daarheen te gaan.
Ik moet dan ook proberen vrij nuchter te zijn, want daar wordt enorm
gezopen, op een manier dat je er helemaal tierelier uitkomt!”
Drank Er waren toch ook periodes dat
hij niet dronk? “Die zijn er weinig geweest hoor! [lacht] Ik ben erg blij
dat ik hier ben, waar het allemaal te krijgen is. Dit is lekker licht.” De
kwartliterflesjes rode Bordeaux uit het Sarphati-restaurant smaken
inderdaad prima, dat moet gezegd. Wat is zijn favoriete drank? “Wodka! Dat
heb ik hier niet meer gedronken. Je wordt daardoor geïnspireerd, zingt er
heel erg goed op - je adem zit goed - en wordt er gauw verliefd door. Een
heerlijke drank!” Drank heeft wel consequenties… “Dat heeft het zeker!
Maar de drank heeft me ook veel gegeven!” Wat vindt hij ervan dat in de
recensies van Pieter Fleury’s documentaire vaak iets doorklonk van ‘dat
komt er nu van'? “Ach, mijn leven lang ben ik daarmee geconfronteerd
geweest, met wat de mensen zeggen. Het heeft veel veroorzaakt, heus wel.
Nou, gelukkig maar!” Ramses is iemand die überhaupt makkelijk
verslaafd raakt. “Alles wat het leven prettig maakt, daar kun je aan
verslaafd raken. Passies! Het heeft alles te maken met liefde. Muziek is
zo’n grote liefde van me. En daarom gebeurt het ook vanzelf.” Maar ook aan
iets triviaals als televisie kan hij verslaafd raken. Althans, hij zei
ooit, zo’n ding niet in huis te willen hebben, omdat hij dan van ’s
ochtends vroeg tot ’s avonds laat zou kijken. “Nou, het is meer dat ik me
dan enorm afzonder. Als ik op mijn kamer televisie neem, dan is het
gemeenschappelijke leven weg, dan zonder ik me af. Daarom heb ik geen
televisie op mijn kamer.”
Karakter En toch, ondanks alle
verslavingen, moet Ramses ook over de nodige zelfdiscipline beschikken,
opper ik. Anders kun je niet zo’n indrukwekkend c.v. bij elkaar zingen en
acteren. “Ach, die dingen zijn eenvoudiger dan je denkt,” antwoordt hij,
wat ontwijkend. Is het niet moeilijk, om aan de ene kant toe te geven aan
je passies en aan andere kant grenzen te stellen, sommige dingen even
niet te doen? “Ik doe het voornamelijk allemaal wél! Liefst wel...”
Sinds begin dit jaar heerst er een rookverbod in openbare gebouwen als
het Sarphatihuis. Ramses houdt zich daar keurig aan, om het personeel niet
in problemen te brengen. “De reden waarom dat rookverbod er is begrijp ik
heel goed. Het is gezonder om niet te roken. Maar ik wil zelf graag wél
roken. Hier, in deze contreien heb ik daar wel een mogelijkheid voor
gevonden: deze rookkamer. Ze hebben zo vaak gezegd van je mag dit niet
en je mag dat niet… Bhagwan had daar een lezing over. Over kleine kinderen
die zo opgevoed worden. Waarop een jongetje zich voorstelt met ‘Mijn naam
is Jantje Magniet’. Zo vaak had hij dat gehoord! Om aan te geven hoe
funest dat inwerkt op een kind…”
Meditatie “Roken is net zo verslavend als
mediteren. Als je mediteert dan rook je niet. En als je een zekere sequens
hebt van meditatie, dan rook je ook niet. Dat deed ik heel gemakkelijk. En
dan was dat afgelopen en dan was het eerste wat ik nam een sigaret!” Hij
mediteert nog altijd. “Wanneer ik er maar zin in heb!" Via Bhagwan is hij
daarmee in contact gekomen. "Maar toen heb ik ook gemerkt dat ik het mijn
hele leven al gedaan had. Dat is ingeboren. Als klein kind had ik dat al.
Op mijn manier natuurlijk, maar het ging vanzelf. Je alleen maar
concentreren op je ademhaling. Laat maar gebeuren wat er gebeurt… Dan zie
ik gestaltes en spoken. Heel boeiend wat er dan gebeurt! Ik zie iemand de
deur inkomen, waarvan ik weet dat dat niet zo is. Maar het is een heel
duidelijk beeld. Dat kan heel spannend zijn.” Droomt hij veel? “Ja, vrij
veel. Woeste dromen! Hele woeste dromen! Ook in erotische zin. Je maakt
van alles mee. Als het me overkomt, zijn die dromen heel welkom!”
Nachtzuster Hij speelt nog vaak
op de vleugel in het Sarphatihuis. Wanneer ze hem een week in de studio
zouden laten improviseren, zou dat niet resulteren in een pracht-cd? Deze
suggestie begint verdacht veel op toekomstplannen te lijken. Dat is
natuurlijk niet des Ramses… “Ik laat het altijd maar gewoon gebeuren. Dat
heb ik met alles. Ik moet er zin in hebben. Ook nu kan er nog van alles
gebeuren. Ik ben zelf erg benieuwd!” Heeft hij in het tehuis nog liedjes
geschreven? “Ik heb er precies eentje gemaakt. Dat heb ik toen meteen op
een bandje gezet en daarna nooit meer gehoord. Maar het bestaat. Het gaat
over een oudere man, die een grote relatie heeft met een nachtzuster. Die
nachtzuster gaat weg en hij verlangt naar haar.” Waarom is het bij een
liedje gebleven? “Ik heb hier op de een of andere manier geen aanleiding
om liedjes te maken.” Brel deed vaak inspiratie voor zijn liedjes op
in de kroeg, of desnoods een stationsrestauratie. Bij Shaffy ligt dat
anders. “Ik haalde mijn inspiratie uit mijn persoonlijke leven met
vrienden. Liefdesliederen die ik gemaakt heb, gingen altijd over iemand
die ik ontmoette. Het zijn dagboeknotities, die liedjes. Het is allemaal
gebeurd.” Toch zijn er op het eerste gezicht maar weinig liedjes die over
mannen gaan. “Als ik verliefd was op een jongen – vooral in die tijd met
Joop – dan zong ik een liefdesliedje, waarvan je zou kunnen denken dat het
over een vrouw gaat, maar dat gaat wel degelijk over een man.” De meeste
liedjes gaan uiteindelijk ook over hemzelf. "Als je op een gegeven moment
iemand portretteert, dan heb je het ook over jezelf. Je hebt de illusie
dat je een portret van iemand anders maakt, maar eigenlijk maak je een
portret van jezelf. Dat is verweven." De laatste tijd lijkt Ramses een
cultstatus te verwerven onder zijn jongere collega’s. Popgroepen als Blöf en Sanity laten een nieuw
publiek kennismaken met het werk van de oude Shaf. Wat vindt hij ervan,
wanneer anderen zijn liedjes uitvoeren? "Dat is altijd ontzettend
spannend! Ik ben erg benieuwd wat ze er van maken, en waarin ze het een
beetje naar zichzelf toetrekken. Een hardrockversie van 'Zing, vecht huil
bid'? Leuk! Natuurlijk vind ik dat leuk!"
Tot slot: het bizarre verhaal doet de ronde dat Ramses ooit eens een baantje bij de PTT heeft gehad. Klopt dat? "Nee, geen
baantje. Ik ben daar voor opgeleid, ik heb ooit een cursus gevolgd. Ik
weet niet meer wat de aanleiding was, wel dat ik het gedaan heb. Komisch!
De nachtdienst. Het was niet eenvoudig: als iemand uit Curaçao belt met
iemand uit Amsterdam moet je dat goed doen, anders gaat het mis! Ik heb
het goed gedaan, ik vond het leuk. Het zijn altijd de mensen die me
trekken."